
Het coronavirus en ons werk
Het coronavirus dat COVID-19 (een afkorting van Corona Virus Disease 2019) veroorzaakt, is een zoönose. Dat wil zeggen: het is een ziekte die overgaat van dier op mens. COVID-19 lijkt afkomstig van vleermuizen, maar hoe het virus is overgesprongen op mensen is nog niet zeker. Waarschijnlijk via een ander, nog onbekend dier dat ‘tussengastheer’ is geweest. Belangrijk te weten: veel maatregelen die goed zijn voor dierenwelzijn helpen de risico’s van zoönosen te beperken.
Onze directeur Dirk-Jan Verdonk vertelt over de invloed die corona heeft op dieren, en andersom:
Zoönosen
Verreweg de meeste infectieziekten die mensen krijgen, komen van dieren. Beroemde voorbeelden uit het verleden die een pandemie hebben veroorzaakt zijn de pest, de Spaanse griep en HIV/AIDS. Recentere voorbeelden zijn Ebola, SARS en varkensgriep.
Zoönosen kunnen worden overgedragen door:
- virussen (zoals influenza en corona);
- bacteriën (denk aan salmonella en e-coli of de ziekte van Lyme);
- parasieten (zoals Trypanosoma brucei, die de slaapziekte veroorzaakt);
- schimmels (bijvoorbeeld ringworm).
Ook zogeheten prionen – afwijkende, ziekmakende eiwitten - zijn van dier op mens overdraagbaar, zoals bij de Gekkekoeienziekte. Deze kan bij mensen de ziekte van Creutzfeld-Jakob veroorzaken.
Beter dierenwelzijn = goede preventie
Beter dierenwelzijn draagt bij aan het verkleinen van de risico’s van zoönosen:
Praktijken die schadelijk zijn voor wilde dieren vormen een risico op zoönosen, en dus een gevaar voor de volksgezondheid. Denk aan het handelen in wilde dieren of hun producten, het eten van wilde dieren of het houden van wilde dieren voor entertainment of als exotisch huisdier. Daarbij geldt dat zowel het doden of vangen, het transporteren als het fokken en het houden van wilde dieren risico’s op besmetting met zich mee kunnen brengen.
Zo zijn de ‘wet markets’ in China, waar levende wilde dieren ter consumptie worden aangeboden, waarschijnlijk de bron van de besmetting met het huidige coronavirus en waren die eerder al de besmettingshaard van SARS. De eerste gevallen van Ebola en HIV/AIDS zijn gerelateerd aan het eten van 'bush meat' (vlees afkomstig van jacht op wilde dieren in de tropen). Fysiek contact met dolfijnen – zoals in ‘zwemmen-met-dolfijnen-attracties’ – is in verband gebracht met verhoogde kans op ziekten als tuberculose. Reptielen zijn een bekende bron van salmonella-infecties.
Mogelijk is het coronavirus afkomstig van een vleermuis, dat het virus overdroeg op een schubdier dat vervolgens op een markt werd verhandeld.
Maatregelen om het gebruik van wilde dieren aan banden te leggen zijn dus niet alleen goed voor de dieren, ze beperken ook preventief om besmettingen tegen te gaan. Momenteel heeft China een algeheel verbod ingesteld op de handel en consumptie van wilde dieren.
Ook in de veehouderij draagt beter dierenwelzijn bij aan het verkleinen van risico’s op zoönosen. Dieren die blootstaan aan chronische stress zijn niet alleen eerder vatbaar voor ziekte, ze verspreiden ook meer ziektekiemen. Onderzoek naar stress bij varkens bijvoorbeeld wijst uit dat ze meer salmonella verspreiden. De Q-koorts is een berucht voorbeeld van hoe zoönosen in de vee-industrie grote risico’s vormen. In Nederland was er in de periode 2007-2011 sprake van epidemie van Q-koorts, een ziekte die met name vanuit de grootschalige geitenindustrie mensen besmette. Daaraan zijn tot nu toe zo’n 95 mensen overleden en duizenden mensen (chronisch) ziek geworden.
Ook gezelschapsdieren kunnen ziekten overbrengen. Het bekendste voorbeeld is hondsdolheid. Aan deze ziekte overlijden jaarlijks wereldwijd naar schatting nog steeds zestigduizend mensen. Ook hier geldt: wat goed is voor de dieren, is goed voor de menselijke gezondheid. Het vaccineren van de honden is namelijk dé diervriendelijke oplossing om hondsdolheid te bestrijden. De honden zijn dan niet meer vatbaar voor de ziekte - gaan er zelf dus niet meer dood aan – én ze kunnen deze gruwelijke ziekte niet meer op mensen overdragen.
Wat doet World Animal Protection?
We zetten ons in om wilde dieren zoveel mogelijk in het wild te houden. Het houden, fokken en transporteren van wilde dieren zou tot een minimum beperkt moeten worden en valt alleen te rechtvaardigen als er een belangrijk doel mee gediend is, zoals het behoud van biodiversiteit.
Ook verbeteren het welzijn in de wereldwijde vee-industrie, zodat dieren gezonder en weerbaarder zijn. Ook bepleiten we een overgang naar de consumptie van meer plantaardige en minder dierlijke producten. Dat is ook goed voor het klimaat en het behoud van biodiversiteit.
Het verbeteren van dierenwelzijn in de vee-industrie zorgt voor gezondere dieren. Dieren die onder slechte omstandigheden worden gehouden ervaren chronische stress, zijn eerder vatbaar voor ziekten en verspreiden meer ziektekiemen.
In Afrika en Azië vaccineren we actief honden tegen hondsdolheid en overtuigen we regeringen om vaccinatieprogramma’s uit te rollen. Dat redt honden- én mensenlevens.
Huisdieren en het coronavirus
Er is op dit moment geen bewijs dat huisdieren, zoals honden en katten, ziek kunnen worden van het nieuwe coronavirus, of dat zij dit virus verspreiden naar mensen. Wel adviseert het RIVM dat mensen die besmet zijn met het coronavirus het contact met huisdieren zo veel mogelijk vermijden. Dat wil zeggen: niet aaien, knuffelen, kussen of laten likken. En mocht je huisdier in contact zijn geweest met een patiënt met COVID-19, geen paniek, er zijn geen extra maatregelen nodig. De algemene hygiënemaatregelen voor omgang met huisdieren, zoals handen wassen met water en zeep, volstaan.